Albert Oehlen
Albert Oehlen begon pas vrij laat met schilderen, en dit mede onder impuls van zijn broer Markus Oehlen (die overigens in 1995 een tentoonstelling had in het MDD). Hij hanteerde in de jaren tachtig een beeldtaal die we gemakkelijkheidhalve als neo-expressionistisch kunnen bestempelen door de veronderstelde impulsieve schildersgeste en de afwezigheid van de zorg voor het delicate, het virtuoze of het schone. Oehlens’ artistieke programma omvat in die periode overdrijvingen zowel op vlak van kleurgebruik als symboliek, terwijl de antropomorfe figuren het slachtoffer zijn van anatomische gruwel.
Albert Oehlen is gefascineerd door kunstenaars zoals Salvador Dali en Asger Jorn, die door hun (gespeelde?) genialiteit alles wat ze aanraakten tot kunst konden verheffen. Ook Oehlen zelf wordt omgeven door die aura van genialiteit. De schaal waarop hij werkt heeft zo’n overweldigende impact dat je noodgedwongen overtuigd wordt door de kracht en het genie van de kunstenaar. Hij speelt echter op een heel ironische manier met zijn reputatie als schilder.
Sinds 1992 experimenteert Albert Oehlen met technologische hulpmiddelen: hij maakt gebruik van informatica-apparatuur voor de seriële reproductie van pixels en computertekeningen op doek, papier of plastieken zeil. Enerzijds doet hij zo de schildersgeste teniet door de compositie over te laten aan de computer en bevrijdt hij zich zo van de last van de kunstgeschiedenis. Anderzijds zien we toch dat hij achteraf ingrijpt en bepaalde lijnen duidelijk wegschildert en er andere aan toevoegt. Sommige van die composities zijn een kakofonie van de meest hevige kleuren, andere houdt hij opvallend in monotone grijs- en zwartwaarden. Deze zwarte schilderijen ziet hij als therapie voor zijn onverzadigbare hunker naar de meest hevige kleuren.
Met zo’n statement benadrukt hij opnieuw zijn artistieke bevlogenheid en stelt ze tegelijk op een ironische en relativerende manier weer in vraag.