Jenny Watson
Het eigenzinnige oeuvre van de Australische kunstenaar Jenny Watson laat zich niet zomaar onder één noemer plaatsen. Haar werk reduceren tot een bepaalde stijl of stroming zou de kern van een uiterst persoonlijk kunstenaarschap missen. Haar schilderkunst wordt gekenmerkt door een schetsmatige, naïef aandoende figuratie, typisch geschilderd op textiel en het gebruik van handgeschreven, affectieve teksten dikwijls aangebracht op afzonderlijke tekstpanelen.
Het oeuvre van Watson leest als een reeks mémoires waarin fantasierijke snapshots uit haar eigen leven als basis dienen voor een groter narratief. Via schijnbaar simpele, anekdotische voorstellingen opent Watson een complexe en aangrijpende wereld die trivialiteit, universele emoties en sociale thema’s zoals identiteit, gender en vrouwelijkheid op de voorgrond brengt.
Het werk van Watson omschrijft zich het liefst als ‘post-conceptuele schilderkunst’. De kunstenaar die in het begin van de jaren 1970 als student in Melbourne begon met realistische schilderijen gebaseerd op foto’s, wijst op de invloed van de conceptuele kunst die toen hoogtij vierde. De focus op taal en inhoud boven esthetiek kenmerkt haar werk tot op vandaag. Met haar voorliefde voor persoonlijke thema’s en obsessie voor figuratie ontwikkelde Watson geleidelijk aan een eigen stijl buiten de mainstream om. De maatschappelijke en culturele tendensen van de late jaren 1970 en 1980 speelden hierin een cruciale rol. Waar de feministische beweging in Melbourne en de ontmoetingen met de Amerikaanse kunstcriticus Lucy Lippard, Watsons interesse in subjectiviteit en psychoanalyse aanmoedigde, creëerde de punkscene met muzikanten als Nick Cave en The Go-Betweens aan het voorfront, een uiterst geschikt klimaat voor experiment, cross-over tussen disciplines en subversie van het gangbare discours.
Watsons universum wordt bezet door een cast van vrouwelijke figuren die geïnterpreteerd kunnen worden als zelfportretten en diverse alter ego’s. Haar ervaringen, dromen en passies als tienermeisje in de suburbane omgeving rondom Melbourne in de jaren 1950 en 1960 dienen als vertrekpunt. Obsessies met de popsongs van The Beatles, Twiggy, paarden, filmsterren en ballerina’s passeren de revue. In veel van de werken herkennen we Jenny Watson zelf – een roodharige vrouw in korte rok en zwarte visgraatkousen.