Het schietkraam, 1923
In de gouache Het Schietkraam ligt het eigen mensentype van Gustave De Smet al volledig vast: een gesloten, hoekige gedaante, met een langwerpig ovaal hoofd, een beurtelings platte, ronde of puntige schedel, een recht achterhoofd, grote amandelvormige ogen, een zelfstandig opgevatte hoekige kin, een cylindervormige hals, bonkige, afgeronde schouders met volumineuze en buisvormige armen en benen. Zijn verblijf in Nederland zorgde voor veel nieuwe en moderne invloeden van het fauvisme, expressionisme en kubisme. Na zijn terugkeer vestigt De Smet zich te Afsnee en geniet een materiële ondersteuning van vriend en mecenas Paul-Gustave van Hecke. Door een expressieve gespannenheid en een sterke synthese is het bekoorlijk tafereel ontdaan van de folklore. Iedere toevalligheid heeft de schilder door de drang naar soberheid verwijderd en de spontane impressies worden methodisch geordend tot een autonoom geheel.
P.B.
- Dit werk maakt deel uit van de kerncollectie van het museum. Het maakt deel uit van de inventarislijst van de schenking door Jules en Irma Dhondt-Dhaenens die werd samengesteld tijdens de raad van bestuur op 03.06.1967.