Collectie
De collectie van Jules Dhondt en Irma Dhaenens ontspringt in de jaren twintig en dertig van de vorige eeuw. Wanneer ze zich in Deurle vestigen in 1938 was het reeds een populaire trekpleister voor het artistieke milieu en verbleven er heel wat vooraanstaande Vlaamse expressionisten in het bosrijke dorp aan de Leie. Het landschap, met haar meanders en groene oevers, overtuigden ook het collectioneurskoppel om er zich permanent te vestigen. Hier werden ze omringd door schilders, beeldhouwers, dichters en architecten, én bouwden hun collectie verder uit. Jules Dhondt slaagde er in veel van de kunstwerken rechtstreeks aan te kopen bij de kunstenaars en had een goede reputatie in het dorp. Het koppel zette zich actief in voor de verdere artistieke ontwikkelingen en activiteiten in het kleine kunstenaarsdorp en onderhielden goede contacten met het lokale bestuur. Hun privéverzameling zou koste wat het kost toegankelijk zijn voor ‘het volk’ en zou Vlaanderen cultureel op de kaart te zetten.
Jules en Irma hadden een goede kennis van het kunstenaarslandschap en waren bevoorrechte getuigen van een turbulente periode en de vele veranderingen binnen de visuele kunsten tijdens de naoorlogse periode. Villa Zodenhof werd hun persoonlijk museum en ze leefden omringd met hun talrijke schilderijen, tekeningen en beeldhouwwerken. Het moet gezegd worden dat het koppel geenszins een overzicht wou bieden van één specifieke periode. Integendeel, de intieme collectie kwam tot stand door hoogstpersoonlijke keuzes en werd verder gevoed door de artistieke nieuwsgierigheid van de collectioneurs.
*In de volgende beschrijving werd rekening gehouden met de historische structuur van de collectie. Verschillende delen werden door Jules en Irma geschonken tussen de jaren 1967–1971, en later aangevuld met aankopen en schenkingen door de Stichting.
Legaat 1967
In 1967 worden vijfennegentig schilderijen en elf beeldhouwwerken geschonken aan de stichting bestaande uit Vlaamse kunst van de periode 1880–1950, met overwegend Latemse kunstenaar als Gustave en Léon De Smet, Valerius De Saedeleer, George Minne, Hubert Malfait, Albert Saverys, Constant Permeke, Frits Van den Berghe, Gustave Van de Woestijne en Albert Servaes.
Jules en Irma Dhondt-Dhaenens kozen resoluut voor kunst die een reactie uitdraagt en niet de modegrillen van de kunstgeschiedenis volgde.
Kunstschilders Guillaume Vogels (1836–1896), Jan Stobbaerts (1839–1914) en Frans Courtens (1854–1943) reageren op een geheel eigen stijl tegen het impressionisme uit Frankrijk, en plaatsen de natuur en haar talloze verschijningsvormen centraal in hun kunst. Dit eigenzinnige karakter is representatief voor een groot deel kunstenaars vertegenwoordigd in de collectie, zoals Jean Brusselmans (1883–1953), Jenny Montigny (1875–1937), Hubert Malfait (1898–1971), Edgar Tytgat (1879–1957) en Léon Spilliaert (1881–1946), die elk een antwoord trachten te vinden op de uitdagingen van hun tijd.
Legaat 1969
Zich bewust van de vele artistieke verschuivingen, liet Jules zich bijstaan door kunstenaar, architect en goede vriend Jozef Mees. Het tweede deel van de schenking volgt in 1969 en toont opvallende abstracte werken van Anne Bonnet (1908–1960), Pol Mara (1920–1998), Jean-Jacques Gailliard (1890–1976), Tinus Van Bakel (1939–2020) en Paul Van Gysegem (1935). Op een moderne wijze zet deze nieuwe generatie kunstenaars de geldigheid van de kunstgeschiedenis voort in een hoogstpersoonlijke vormentaal. Roger Dudant (1929–2008), Henri-Françcois Ramah (1887–1947) en Jan Burssens (1925–2002) zijn elk uitdragers van een persoonlijke stijl en combineren verschillende elementen uit abstracte en klassieke stromingen. De oeuvres van Constantin Meunier, Albert Servaes, Hubert Malfait, Gustave De Smet, Jenny Montigny en Henri-Victor Wolvens werden ook verder aangevuld.
Een hedendaagse collectie
Sinds de jaren tachtig werd de collectie uitgediept aan de hand van schenkingen en aankopen. Een groot deel van de giften kwamen van de kunstenaars zelf. Het museum ontvangt werken van o.a. Anna Staritsky (1908–1981), Charles Szymkowicz (1948), Michel Seuphor (1901–1999), Jeroen Doorenweerd (1962), Marthe Wéry (1930–2005), Filip Francis (1944), Paule Pia (1920–2011), Stanley Brouwn (1935–2017), Dan Van Severen (1927–2009), Johan Van Geluwe (1929), David Tremlett (1945) en Pep Agut (1961). Rond diezelfde periode kocht de stichting werk aan van Isa Genzken (1948), Joëlle Tuerlinckx (1958), Panamarenko (1940–2019) en Raoul De Keyser (1930–2012).
Toen in 1999 het museum kon rekenen op een meerjarige subsidie van de Vlaamse overheid groeide ook de complexiteit van de tentoonstellingen en het tentoonstellingsbeleid. Vanaf de jaren 2000 groeit de collectie aanzienlijk met edities en werken van Jan Vercruysse (1948–2018), Elke Boon (1969), Kristien Daem (1963), Griet Dobbels (1964), Folkert De Jong (1972), Dolores Bouckaert (1976), Anouk De Clercq (1971), Bojan Fajfric (1976) en Kelly Schacht (1983).
Archief
Dankzij de lange bestaansgeschiedenis en intensief tentoonstellingsbeleid beschikt het museum over een rijkelijk archief bestaande uit historische documenten en fotomateriaal, een uitvoerig tentoonstellingsarchief, het private archief en bibliotheek van Jan Hoet, de recent verworven bibliotheek van Chantal De Smet en Tanguy Eeckhout, en een uitgebreide MDD-bibliotheek.
Sinds begin 2020 worden de verschillende collecties ondergebracht op één locatie en wordt er achter de schermen nauw samengewerkt met externe spelers uit het erfgoed veld om de schatten aan informatie te ontsluiten en verder te digitaliseren. Voor het museum is het een prioriteit om onderzoekers, jong en oud, de kans te geven academisch onderzoek uit te voeren op kunstwerken, archieven, tentoonstellingen en personen uit het MDD verleden. Het MDD is een stichting van openbaar nut en heeft bijgevolg een belangrijke en maatschappelijke opdracht te vervullen, zoals ook de stichters Jules en Irma Dhondt-Dhaenens wensten met de oprichting van het museum.
Een belangrijk luik is het persoonlijk archief van Urbain Van den Heede. Als gemeentesecretaris van Deurle en persoonlijke vriend van Jules & Irma lag hij mee aan de basis van de oprichting van het museum. Hij zetelde jaren in het bestuur en zijn bewaarde documentatie biedt een uniek inzicht op beginperiode van het museum. Zijn hele leven zette hij zich in voor zijn geliefde Deurle en naast cultuur in ruime betekenis van het woord, was ook de geschiedenis en het welzijn van de streek zijn voornaamste bekommernis.